Bijgaande tabel 1 (soorten) is een integratie van de determinatielijsten, opgemaakt door Marien van Westen en Koos Meesters, aangevuld met notities van ondergetekende. Dubieuze waarnemingen zijn niet opgenomen. Voor de nomenclatuur werd de Lowlands-flora aangehouden, met uitzondering van de genera Staurastrum en Staurodesmus, waarvoor de Europese flora van Coesel & Meesters werd gehanteerd.
De toegepaste abundantiecode bij het microscopisch onderzoek:
Bij uiteenlopende abundantiecijfers tussen bovenvermelde waarnemers is gekozen voor een gevoelsmatig gemiddelde. In tabel 2 (natuurwaarden) worden voor de onderscheidene monsterlocaties de sieralg-gerelateerde milieu-indicaties en natuurwaarden gegeven volgens de criteria verstrekt in de flora van Coesel & Meesters (2007) en berekend met behulp van een databaseprogramma ontwikkeld door Marien van Westen (die ook de monsterlocaties situeerde in het meegestuurde Google Earth-kaartje).
3 = bij vergroting van 100x in elk beeldveld aanwezig,
2 = niet in elk beeldveld, maar wel in elk preparaat met meer dan één exemplaar aanwezig,
1 = slechts incidenteel waargenomen.
0 = slechts dode cel(len) waargenomen
Bij soorten die sporulerend zijn aangetroffen gaat het abundantiecijfer vergezeld van de aanduiding '+ sp.'
(terug)Globale beschrijving van het gebied
Het Heerenven, gelegen aan de oostrand van landgoed De Hamert, maakt deel uit van het Nationaal Park Maasduinen, in midden Limburg. Het oorspronkelijke Heerenven werd begin 20ste eeuw ontgonnen tot landbouwgebied. Begin deze eeuw vond grootschalig ven- en moerasherstel plaats. Een artikel(pdf) in Limburgs Landschap (Heijligers & Ovaa 2018) beschrijft de terugkeer van tal van bijzondere plantensoorten kenmerkend voor een voedselarm milieu, alsook het veelvuldig bezoek van trekvogels. Genoeg reden dus om ook de sieralgflora in dit gebied aan een onderzoek te onderwerpen.
(terug)Korte omschrijving van de monsterlocaties(zie ook kaartje en tabel 1)
- Punt 1
- Nieuwe Heerenven, zuidzijde, bij uitkijkplatform. Relatief diep water, dicht begroeid met Duizendknoopfonteinkruid, Vlottende bies en Loos Blaasjekruid. Voorts veel Veldrus en Lisdodde. EGV 280 µS/cm, pH 5,6.
- Punt 2
- Nieuwe Heerenven, westzijde (zuidelijk). Zacht glooiende zand-oever met veel Moerashertshooi, Kleine zonnedauw, Grote wederik, Stijve moerasweegbree, Waternavel en Moeraswalstro. In water Geoord veenmos, Waterveenmos, en Knolrus. EGV 304 µS/cm, pH 3,6.
- Punt 3
- Nieuwe Heerenven, westzijde (noordelijk). Droogvallende zand/grind-platen met veel Watercrassula en Tandzaad. Ook onder meer Wijdbloeiende rus, Glaskroos, Stijve moerasweegbree en Naaldwaterbies. EGV 274 µS/cm, pH 5,0.
- Punt 4
- Oude Heerenven, zuidoever. Langs oevers veel Riet. Monsterlocatie op open plek met op oever veel slaapmos, Grote wederik, Wolfspoot, Waternavel en Moeraswalstro. In water veel Sikkelmos, Veenwortel en Klein kroos. EGV 78 µS/cm, pH 5,3.
- Punt 5
- Kleine, ondiepe poel met veel Veenmos, Pitrus en gras. Regelmatig bezocht door runderen (poep!). EGV 59 µS/cm, pH 4,4.
- Punt 6
- Langgerekte, diep gelegen poel, vol met Geoord veenmos en Veelstengelige waterbies. EGV 30 µS/cm, pH 6,9.
- Punt 7
- naamloos?) ven, noordoostoever. Op glooiende oever veel Pilvaren. Ook onder meer Moeraswolfsklauw, Waternavel, Wolfspoot en Gagel. In water veel Knolrus en flab. EGV 100 µS/cm, pH 6,0.
- Punt 8
- Heerenven aan overzijde verkeersweg. In water uitgestrekte vegetatie van Geoord veenmos, met daartussen onder meer Vlottende bies, Klein blaasjekruid en Waternavel. EGV 383 µS/cm, pH 4,0.
Monsternemers in actie:
monsterlocatie 2 in het Nieuwe Heerenven, met veel Moerashertshooi.
monsterlocatie 3, met op de voorgrond veel Watercrassula (foto's Eveline Stegeman).
(terug)Evaluatie
Gezien de goede resultaten vorig jaar behaald in De Banen — eveneens een natuurherstelproject in een voorheen waardevol Limburgs vennencomplex — viel de oogst aan sieralgen dit keer nogal tegen. Spectaculaire, ecologisch kieskeurige soorten werden eigenlijk niet aangetroffen. Sommige genera, zoals Xanthidium en Desmidium ontbraken zelfs in het geheel en van de Ridderkruisen werd alleen de relatief triviale soorten Micrasterias thomasiana en M. truncata aangetroffen. Het lage aantal Rode-Lijstsoorten (tabel 2) was temeer opvallend omdat onder de hogere planten wel degelijk de nodige bijzondere soorten kenmerkend voor voedselarme vennen, zoals Stijve waterweegbree, Moeraswolfsklauw, Moerashertshooi, Pilvaren en Wijdbloeiende rus, werden aangetroffen. Een verklaring voor de tegenvallende sieralgflora kan wellicht gevonden worden in het veelvuldig medevoorkomen van eutrofe macrofytensoorten als Tandzaad, Wolfspoot, Pitrus, wijzend op een nog niet gestabiliseerd milieu. Er mogen dan misschien geen of nauwelijks bijzondere sieralgen zijn gevonden, maar tabel 1 laat toch nog een honderdtal soorten zien, resulterend in een bevredigende natuurwaarde voor het complex als geheel.
Ervaring leert dat het voorkomen van zeldzame, ecologisch gevoelige sieralgsoorten gepaard pleegt te gaan met een bijzondere macrofytenflora. Bij het onderhavige onderzoek bleek dat echter geenszins het geval. Op locatie 1, gekenmerkt door een uitbundige groei van Loos blaasjekruid en Duizendknoopfonteinkruid, werden temidden van een bloei van het kiezelwier Tabellaria flocculosa slechts enkele cellen van triviale sieralgsoorten gevonden, resulterend in het natuurwaardecijfer 1 (tabel 1 en tabel 2). Daarentegen werd de hoogste natuurwaarde (7) gescoord op locatie 6, een poeltje dat er met slechts een enkele macrofytensoort (Veelstengelige waterbies) verre van veelbelovend uitzag.
Een andere relevante constatering was het volledig ontbreken van zygosporen. Dit is overigens in lijn met de bevindingen in het vennencomplex van De Banen, in 2017. Droogvallende habitats vormen kennelijk niet de belangrijkste conditie om tot zygosporevorming over te gaan.
(terug)Taxonomische aantekeningen
Cosmarium spec. cf logiense Op monsterpunt 8 werd een Cosmarium-soort gevonden die we in 2012 ook veelvuldig aantroffen op de excursie naar De Teut. Hij komt wel wat overeen met C. logiense zoals afgebeeld in de flora van West & West, maar mist de strakke granula-ordening in verticale rijen. In de originele beschrijving van deze soort door Bisset (1884) is overigens evenmin sprake van zulke rijen, maar deze beschrijving maakt melding van veel grotere celafmetingen dan in ons materiaal en toont semicellen die eerder niervormig dan trapeziumvormig in omtrek zijn. Kortom, het lijkt hier een soort te betreffen die hoognodig nieuw beschreven dient te worden.
Cosmarium cf laeve Deze op monsterpunt 4 aangetroffen vorm lijkt in omtrek zeer veel op C. laeve var.distentum G.S. West, een varieteit die in 2015 door Coesel & Meesters tot aparte soort werd verheven. Zolang een belangrijke karakteristiek van dit taxon — een geprononceerde middentumor — niet is geconstateerd, kan hierover echter geen uitsluitsel worden verkregen.
Tetmemorus brebissonii var. intermedius Literatuuronderzoek heeft uitgewezen dat de Tetmemorus brebissonii zoals die tot nog toe in ons land is aangetroffen overeenkomt met var. intermedius zoals in 1967 beschreven door Flensburg. Deze varieteit is kleiner dan de door Ralfs (1848) beschreven nominate varieteit en prefereert een voedselarmer, zuurder milieu, voor Marien van Westen (2015) reden er een aparte soort (Tetmemorus flensburgii) van te maken. Deels uit pragmatische overwegingen wordt deze keuze hier nog niet gevolgd.
(terug)Literatuur:
Coesel, P. & J. Meesters, 2015. Taxonomic notes on Dutch desmids VII (new species, new names, new record). — Phytotaxa 208: 55-62.
Heijligers, H. & A. Ovaa, 2018. Natuurherstel Heerenven. — Limburgs Landschap (Lente 2018): 22-23.
Van Westen, M., 2015. Taxonomic notes on desmids from the Netherlands. — Phytotaxa 238: 230-242.
P.F.M. Coesel
Amsterdam, 9 juli 2018