Voor het verslag (Engelstalig) gemaakt door Marta Demarteau, klik op: Huis ter Heide, Tilburg


Bijgaande tabel is een integratie van determinatielijsten opgemaakt door Koos Meesters, Marien van Westen en ondergetekende, aangevuld met waarnemingen van Henk Schulp. Bij uiteenlopende abundantiecijfers is een gemiddelde aangehouden. Soorten die slechts incidenteel zijn waargenomen en/of waarvan de determinatie niet zeker is, zijn weggelaten. De locaties zijn opgevoerd in volgorde van bemonstering. De Amersfoortcoördinaten zijn in het veld met GPS bepaald door Matthijs Koek. Marien van Westen situeerde de monsterpunten op Google Earth. De vermelde waarden voor pH en EGV (electrisch geleidingsvermogen) zijn in het veld bepaald door Marien van Westen. Bemonstering door de onderscheidene deelnemers vond plaats door het uitpersen van water- en oeverplanten.

De toegepaste abundantiecode bij het microscopisch onderzoek:
3 = bij vergroting van 100x in elk beeldveld aanwezig,
2 = niet in elk beeldveld, maar wel in elk preparaat met meer dan één exemplaar aanwezig,
1 = slechts incidenteel waargenomen.
0 = slechts dode cel(len) waargenomen
Bij soorten die sporulerend zijn aangetroffen gaat het abundantiecijfer vergezeld van de aanduiding '+ sp.'

(terug)

Globale beschrijving van het gebied
Het oorspronkelijk natte heide- en vennengebied op het landgoed Huis ter Heide werd in de loop van de vorige eeuw grotendeels ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Vanaf 1992 probeert Natuurmonumenten echter de natuurlijke toestand weer zoveel mogelijk te herstellen. De enige vennen die bij de ontginning gespaard waren, het Leikeven en het Plakkeven, werden uitgebaggerd. Daarnaast werden op de geschoonde landbouwgronden tal van nieuwe vennen gegraven. De terugkeer van zeldzame, ecologisch kieskeurige water- en moerasplanten, zoals Waterlobelia en Vetblad duidt erop dat het herstelplan voorspoedig verloopt.

(terug)

Korte omschrijving van de monsterlocaties

Punt 1
noordoosthoek van het Leikeven. Oevervegetatie met o.a. Oeverkruid, Knolrus, Waterbies, Waternavel en Veenmos. EGV 43 µS, pH 5,4.
Punt 2
(= 2A op het kaartje): noordoever Leikeven. Vergelijkbare vegetatie, maar iets meer Veenmos. EGV 45 µS, pH 5,4.
Punt 3
noordoever nieuw gegraven ven (nog naamloos) westelijk van het Leikeven. In het water veel Veenmos (Sphagnum denticulatum), maar ook Sikkelmos (Drepanocladus exannularis). EGV 90 µS, pH 5,0.
Punt 4
deeluitmakend van complex plasjes aan zuidzijde van grote naamloze ven als genoemd bij punt 3. Aanwezigheid van Waterpostelein en Wolfspoot duidt op iets grotere nutriëntenrijkdom. EGV 108 µS, pH 6,2.
Punt 5
poeltje dat vroeger deel uitmaakte van het oorspronkelijke Leikeven, maar al eens ontgonnen is geweest. Aanwezigheid van waterplanten als Glaskroos, Moerashertshooi, Loos blaasjeskruid en Doorschijnend glanswier (Nitella translucens) duidt op een bijzonder, mesotroof milieu. EGV 120 µS, pH 6,9.
Punt 6
klein poeltje nabij punt 5 met veel Doorschijnend glanswier en Loos blaasjeskruid. EGV 108 µS, pH 6,3.
Punt 7
klein randvennetje aan oostoever van Leikeven, volgegroeid met Veenmos, maar ook met soorten als Egelboterbloem, Knolrus en Moerashertshooi. EGV 56 µS, pH 5,3.
Punt 8
zuidwesthoek van het Plakkeven. Dit ven, dat dreigt dicht te groeien met Riet, Veenmos en Sikkelmos, zou sterk wisselende pH-waarden vertonen. Aan oever o.a. Draadzegge, Snavelzegge, Waternavel en Moerashertshooi. EGV 41 µS, pH 4,1.
Punt 9
noordwesthoek van het Bodemven. Een uitgeproken zuur ven met een weinig diverse begroeiing. Veel submers Veenmos en Knolrus. EGV 237 µm, pH 3,7.

(terug)

Evaluatie
Verreweg de minst interessante locatie is het Bodemven (monsterpunt 9). Deze plas herbergt een beperkt sieralgenassortiment dat karakteristiek is voor verzuurde, oligotrofe vennen zoals algemeen voorkomend in het zuiden en oosten van ons land. De berekende sieralg-gerelateerde natuurwaarde van deze locatie, een mager zesje, is hiermee in overeenstemming. De aanwezigheid van soorten als Closterium cynthia en Micrasterias thomasiana zou echter op een grotere potentie kunnen duiden.

Beduidend soortenrijker is het Plakkeven (monsterpunt 8), hetgeen niet verwonderlijk is gezien het minder zure, meer mesotrofe karakter van dit ven. Echt zeldzame, of ecologisch kieskeurige soorten ontbreken echter. Dit kan verklaard worden uit de sterk flucturende pH-waarden (ter plekke werd pH 4,1 bepaald, maar volgens de opzichter van Natuurmonumenten zouden ook waarden tot meer dan 7 gemeten worden). In een dergelijk instabiel milieu zijn geen bijzondere sieralgsoorten te verwachten. Met een berekende natuurwaarde van 6 scoort het Plakkeven nauwelijks beter dan het Bodemven omdat het hier een mesotroof ven betreft waarvoor andere grenswaarden gelden dan voor een oligotroof ven.

Interessanter zijn de monsters uit het Leikeven en het aangrenzende, nieuw gegraven ven direct ten westen daarvan. De soortenaantallen, liggend tussen 30 en 45, verschillen niet sterk, al scoren de monsterpunten 3, 4 en 7 in dit opzicht iets beter dan 1 en 2, wellicht vanwege de wat hogere EGV-waarden. Op alle punten worden echter ecologisch kieskeurige soorten aangetroffen, waaronder regelmatig Closterium lunula, Cl. navicula, Cl. setaceum, Euastrum humerosum, Micrasterias papillifera, Penium spirostriolatum, Staurastrum controversum en Tetmemorus laevis. De aanwezigheid van zeldzame en ecologisch gevoelige soorten komt mede tot uitdrukking in het hogere natuurwaardecijfer voor genoemde locaties: rond 7. Dat zich geen grote verschillen voordoen tussen het eigenlijke Leikeven en het aangrenzende ven valt te verklaren uit overeenkomstige habitats (open, zandige, zacht glooiende oevers) en overloop van water uit het Leikeven naar het aangrenzende ven.

Het meest tot de verbeelding spreken uiteindelijk de monsterpunten 5 en 6, betrekking hebbend op de geïsoleerde plasjes in de zuidoosthoek van het gebied die zich ook al onderscheiden door de aanwezigheid van enkele zeldzame waterplantsoorten. Niet alleen is de sieralgdiversiteit, met zo'n 60 soorten, hier verreweg het hoogst, maar ook worden hier enkele voor Nederland zeldzame soorten aangetroffen die op de andere punten ontbreken, zoals Actinotaenium diplosporum, Closterium attenuatum, Cosmarium luxuriosum en Pleurotaenium maximum. Laatstgenoemde soort, in heel Europa zeldzaam, geldt zelfs als nieuwe soort voor de Nederlandse flora. Opmerkelijk is voorts het relatief grote aantal soorten dat op monsterpunt 5 sporulerend werd aangetroffen. Een verklaring waarom dit aantal zoveel hoger ligt dan op het qua habitat vergelijkbare, nabije monsterpunt 6 is helaas moeilijk te geven. Niet verrassend, scoren de punten 5 en 6 qua natuurwaarde het hoogste cijfer, een 9.

(terug)

Taxonomische aantekeningen
Behalve Pleurotaenium maximum (door de meeste deelnemers aangezien voor Pl. trabecula) werd nog een nieuwe soort voor Nederland vastgesteld: Closterium pygmaeum. Deze gemakkelijk over het hoofd te ziene, weinig bekende soort werd vastgesteld op de monsterpunten 1, 3 en 7, maar is mogelijk over het gehele Leikeven verspreid. Van Micrasterias papillifera werd (ook) var. pseudomurrayi gevonden (o.a. op punt 5), een variëteit die een overgang vormt naar de in Nederland nauwelijks waargenomen Micrasterias radiosa.

Zoals gebruikelijk deden zich ook bij deze inventarisatie de nodige taxonomische problemen voor. Vanwege aangetroffen zygosporen kon met zekerheid Closterium calosporum worden vastgesteld. De mogelijke presentie van een of meer kleine vormen van Cl. dianae kon echter, bij gebrek aan zygosporen, niet bevestigd worden.

De aangetroffen zygosporen van Staurastrum brachiatum missen de voor deze soort karakteristieke lange stekels, dus wijzen op een andere (nog te beschrijven) soort. Van Staurastrum controversum werden gereduceerde vormen aangetroffen die gemakkelijk met andere soorten kunnen worden verward. Ook onder de Cosmarium-soorten waren er weer enkele moeilijk te plaatsen, waaronder een op C. tinctum / C. inconspicuum gelijkende (talrijk op de punten 1 en 2) en een gelijkend op de in de Lowlands flora als Cosmarium phaseolus var. elevatum benoemd taxon (abundant op punt 7).

P.F.M. Coesel
Amsterdam, 11 juli 2012